Lonen en prijzen

Een volledige werkweek in de DDR duurde 43 uur en 45 minuten. Over het algemeen begon de werkdag vroeg, rond 07:30 uur. Voor zo'n volledige dagtaak ontving een Oostduitser in 1987 gemiddeld 1000 mark per maand. Officieel stond het gemiddelde maandinkomen op 1180 mark, maar het was een kleine groep hoge ambtenaren en vooral kleine zelfstandigen die dit gemiddelde omhoog haalden. Omdat in vrijwel alle gezinnen ook de vrouw werkte, bedroeg het inkomen per huishouden gemiddeld 1800 mark.


Hoewel de ideologie van de DDR uitging van gelijkheid van all inwoners, bestonden er wel degelijk grote verschillen in inkomen en welvaart. Bepaalde categorieën artsen en ingenieurs werden heel goed betaald, om te voorkomen dat ze naar het Westen zouden verhuizen. Al kwamen de inkomensverschillen niet tot uiting in de woning en in de woonomgeving. Dure en luxe woonwijken ontbraken in de DDR. De enige uitzondering daarop was de wijk Wandlitz in Berlijn, waar de partijfunctionarissen woonden. Zij werden bijzonder goed betaald. Hun huizen in de bossen en omgeven door een veilige muur met talrijke bewakers, waren voorzien van alle luxe. Een inkomen dat sterk afweek van het gemiddelde hadden ook gepensioneerden. Zodra een Oostduitser met pensioen ging, daalde zijn inkomen fors. In 1987 ontving elke 65-plusser per maand nog maar 380 mark.

De meeste Oostduitsers hadden voldoende aan hun inkomen. Onderwijs en gezondheidszorg waren gratis. Woningen waren goedkoop. Het openbaar vervoer en de dagelijkse levensmiddelen werden sterk gesubsidieerd. De grote invloed van de centrale overheid bleek ook hier, want overal in het land waren alle prijzen gelijk. Op veel artikelen stond op de verpakking het bedrag vermeld, met daarvoor de letters EVP: Einheits Verkauf Preis. Tegenover deze voorbeelden stonden allerlei luxe goederen die bijzonder duur waren. Een kleurentelevisie kostte al gauw 6000 tot 7000 mark. Dat was het loon van een half jaar werken. Veel produkten die in het Westen algemeen verkrijgbaar waren, zoals elektrisch gereedschap, kwamen in de DDR niet voor of verschenen daar pas veel later op de markt. En doordat er zo weinig verkrijgbaar was, hielden veel Oostduitsers geld over. Een deel van hun geld konden ze besteden in de Delikatläden of in de Exquisitläden.
In de meeste grote winkelstraten was wel zo'n winkel aanwezig. Daar was Nederlandse kaas en merkkoffie verkrijgbaard, daar stonden Franse wijnen en daar lag verse zalm. De chocolade die daar verkocht werd, kwam uit Zwitserland. Al deze producten konden met Oostduitse marken getaald worden. Maar de prijs was uitzonderlijk hoog. Een pak koffie van 250 gram kostte meer dan 15 mark. Toch was de belangstelling van Oostduitsers voor deze winkels bijzonder groot. Het was er altijd druk en heel vaak werd per klant voor honderden mark gekocht. Deze winkels waren, zoals bijna alle winkels in de DDR, staatseigendom. Dat was te zien aan de letters HO (Handels-Organisation) op de gevel.
Afgezien van de delicatessenwinkels was de inrichting sober en is de keuze gering. Er was bijvoorbeeld voldoende wasmiddel verkrijgbaar, maar meestal niet meer dan een of twee soorten. Dat gold ook voor het aanbod in de warenhuizen in het centrum. Het grote staatswarenhuis dat in het centrum van elke stad aanwezig was heette 'Centrum'. Voor een deel was dat warenhuis een verzameling losse winkels. Meer dan in het Western hadden de verschillende afdelingen een eigen ingang, met eigen personeel en kassa's en eigen boodschappenmandjes.

De supermarkten, waar levensmiddelen verkocht werden, heetten 'Kaufhalle'. 
Ten slote waren er nog winkels waar met Westers geld betaald moest worden. Dat waren de 'Intershops'. Ook hier was het aanbod groot. Veel Oostduitsers kochten er wel eens, want veel van hen beschikten over D-marken. Zij kregen die van Westerse familieleden of illegaal met toeristen gewisseld.